zaterdag 14 juli 2018

Marcus Faasse

Marcus wordt geboren in Sint Annaland. Hij wordt nog diezelfde maand gedoopt op 24 december 1775. Hij is de oudste, maar zijn broertje Jan is er al na een jaar en dus groeien ze samen bijna als leeftijdgenoten op. Anders is het met Pieter; die wordt pas geboren als Marcus acht is. Weer twee jaar later, in 1786 krijgt hij er een zusje bij, Cornelia. Als zes jaar later Adriana wordt geboren is Marcus al zeventien. Hij is een van de vele Sint Annalanders die in de meekrap werkt en zal daar de komende jaren zeker zijn brood mee verdienen. Maar ver vooruit kijken is moeilijk. Er staat van alles te gebeuren als je de berichten uit Frankrijk mag geloven. In 1794 hoort hij van de via Belgie met het grootste gemak oprukkende Franse legers die al in Brabant en Zeeuwas-Vlaanderen zijn aangekomen en voor de grote rivieren staan. En als het precies deze winter hard zou gaan vriezen, lopen de Fransen heel Nederland onder de voet. De kracht van het Hollandse leger is immers gering, en daarbij zijn er ook veel patriotten die de kant van de Fransen hebben gekozen en hen maar al te graag als bevrijders willen ontvangen.
Onder de soldaten, die vaak onder slechte omstandigheden leven en verzwakt zijn, heerst dysenterie en velen van hen zijn er al aan bezweken. De dysenterie heerst ook in de dorpen en steden. Ook in Sint Annaland. November 1794 wordt Marcus' zusje Cornelia ziek en ze overlijdt op 22 november. Ze is maar acht jaar geworden. En het wordt nog erger; twee weken later overlijdt ook zijn moeder.

Het gaat in december vriezen. Hard en zo lang dat de rivieren bedekt raken met ijs. Eind december dooit het en lijken de kansen van de Fransen in rook op te gaan. Maar niet voor lang. In januari keert de vorst terug en vriezen de grote rivieren dicht met een dikke ijsvloer en gebeurt het onvermijdelijke. Stadhouder Willem V vlucht naar Engeland. Heel Nederland wordt in korte tijd bezet.
Marcus trouwt op 25 april 1802 met Pieternella van den Bogaart. Ze is op de meestoof van Noordwelle geboren, maar woonde net als Marcus in Sint Annaland. In dat jaar krijgen de ouders van Marcus een meisje, dat ze Christina noemen. Marcus gaat in september met Pieternella naar Stellendam op Flakkee om er in de meestoof te werken. Pieternella is zwanger en dat zal betekenen dat hun kind niet in Sint Annaland geboren zal worden, maar in den vreemde. Op 18 januari 1803 is het zover. Het is een zoon en ze noemen hem Theophilis, naar de vader van Marcus. Na het werk in de meekrap, gaan ze weer terug naar Sint Annaland. Augustus 1804 kopen ze er een huis met een hof aan het Nieuwe Pad. Zaterdag 16 maart 1805 krijgen ze opnieuw een zoon, die ze de naam Jan geven. En ruim twee jaar later nog een zoon, Pieter. In Sint Annaland gaat het leven zo zijn gang, maar niet alles blijft bij het oude. Bij de kerk is een school gebouwd met twee lokalen om het door de overheid voorgeschreven onderwijs te kunnen geven. Ook in deze tijd is Sint Annaland kwetsbaar achter de zeedijken en zo nu en dan is het spannend. In 1808 beuken de golven zo hard op de dijk van de Suzannapolder, dat die het begeeft. De polder loopt vol met het zoute water. Het dorp zelf blijft wel droog.
De overheid is streng de hand gaan houden aan de loting voor de militaire dienst. Omdat Marcus al 35 jaar is en zijn kinderen nog jong, heeft het gezin er geen last van. De armoede neemt steeds verder toe nu de handel met Engeland door de blokkade van de havens bijna onmogelijk is geworden. Vissersvloten en de mensen die daarvan afhankelijk zijn voor hun inkomsten, worden hard getroffen door de vordering van vissersschepen. Het had veel beter moeten worden als je de patriotten mocht geloven bij de komst van de Fransen, maar het wordt eerder nog slechter. In 1811 krijgen Marcus en Pieternella opnieuw een zoon, Abraham. In het volgende jaar heerst hoop en vrees in Europa. Een enorm leger, waaronder ook duizenden Nederlandse soldaten trekt naar het grote Rusland om het eronder te krijgen. Wat moet je ervan verwachten. Dood en verderf voor de een, een roes van overwinning voor de ander. Uiteindelijk zijn er geen winnaars. De triomfen van de eerste maanden smoren aan de Berezina en op andere plaatsen als Rusland terugslaat en de legers van Napoleon decimeert. Als de balans wordt opgemaakt, staat de teller op een miljoen doden onder soldaten en burgers. 
Het drama voltrok zich ver buiten de wereld van Marcus en zijn gezin en ver van de landerijen rond Sint Annaland, maar met die duizenden nooit teruggekeerde Nederlandse soldaten toch ook zo dichtbij.
In de zomer van 1813, op 8 juli,  krijgen Marcus en Pieternella weer een zoon, Adriaan. Een maand later overlijdt Marcus' vader.
   











 

Leven van Verbeelding. I was here...

Op mijn site Leven van Verbeelding schreef ik uitgebreider dan in dit blog over mijn verre voorouders. Over hun dorp en over hun tijd. Over hun leven van verbeelding. Om met ze op te lopen. Om ze op het spoor te komen. En verder reikt het niet. Ik weet niet of ze lief hadden of koud en verbitterd waren. Of ze het fluitenkruid in het voorjaar zagen staan. Of ze de hoge wolkenluchten opmerkten op mooie zomerdagen. Of ze vertrouwden op een persoonlijke God of dat ze ook wel zonder konden al was de kans daarop niet groot.

Het is de moeite waard om ze op te zoeken. Om met hun ogen te willen zien al zijn het de hunne niet. Al die verhaalde levens zijn kleuren van het leven zelf en geven het leven een gelaagdheid die het niet zou hebben als ik alleen mijn eigen leven en mijn eigen tijd zou aanschouwen.
En voor de lezer van de verhalen geldt hetzelfde. Het draait niet om wie de hoofdrolspeler lijkt te zijn. Het draait om wat daar buiten is. Om schoonheid, om liefde en omzien, om wat ons drijft. Om hoe je je zelf verhoudt tot wat je ziet en leest. Om je eigen leven en je eigen keuzes. Om liefde voor elke dag en wat en wie dan ook. Ik deel de verhalen om die reden graag.

'I was here', stond er voorheen nog wel eens op muren gekalkt. Ook dat is wat ik met de verhalen wil zeggen. Dat ik er ten volle was. Dat ik de bloemen zag en het purper in de vroege zomerochtenden op het strand. Dat ik de schoonheid van mensen en van wat ze maken zag. Dat ik de mensen zag die moeizaam overleven, ook dat. Dat ik ze zag zwoegen onder de zon en houvast zag zoeken waar ze die hoopten te vinden. En vooral ook dat ik de dagen zonder uitzondering liefhad.



Benieuwd naar mijn site Leven van Verbeelding?     

Dit is waar je hem kunt vinden: https://sites.google.com/view/jacofaasse


 

 

dinsdag 20 november 2012

Theophilis Fase

Theophilus is geboren in 1756 in Sint Annaland. In het dagelijks leven houden ze het korter en noemen ze hem Theo. Hij groeit op met zijn drie jaar oudere broer Pieter, en zijn jongere zusjes Ploontje en Christina. Tot twee keer toe was er een broertje met de naam Isak, maar beiden zijn al jong overleden. Theo is vijftien als hij opnieuw een broertje met die naam krijgt. Theo leert Arjaantje Bouterse uit Colijnsplaat kennen. Ze is negen jaar ouder, en Theo is nog erg jong, maar dat staat hen niet in de weg op 6 februari 1774 te trouwen. Ze gaan in Sint Annaland wonen. Een paar maanden later trouwt broer Pieter met Neeltje Berkus.
Op 1 januari 1775 wordt de nieuwe psalmberijming algemeen ingevoerd. Maar niet in Sint Annaland. Er is de laatste tweehonderd jaar uit de berijming van Datheen gezongen en voor veel gemeenteleden is er geen enkele reden om daar verandering in te brengen. In tegenstelling tot de hun vertrouwde woorden is de nieuwe berijming er in hun ogen een van mensenwoorden en niet goddelijk geinspireerd. En dus is alles om godswil bij het oude gebleven. 
Als op 14 november van het jaar van de invoering een zware storm en watersnood dood en verderf brengt, is het voor de strenge broeders duidelijk waar het aan te danken is. Ze zien er, net als in het afbranden van de Amsterdamse schouwburg, de straffende hand Gods in. De afgekalfde duinen staan steil langs de met wrakhout van vergane schepen bezaaide kust. Havenhoofden zijn weggeslagen, huizen en schuren staan in ondergelopen polders tot aan de dakgoot onder water; veel vee is er verdronken en de oogst van het afgelopen jaar is met het kolkende water weggespoeld.  
Ruim een maand later, op 24 december 1775, laten Theo en Arjaantje hun zoon Merkus dopen. Ze hebben hem vernoemd naar de vader van Arjaantje. Een week later begint de januarimaand met vorst. Het wordt even een paar dagen wat milder, en dan begint een vorstperiode die nog lang onderwerp van gesprek zal blijven. De wind blijft maar uit het noordoosten waaien en de kou wordt steeds gemener. Op de 26e en de 27e is het bij harde wind uit het oosten ruim 15 graden onder nul. De rivieren vriezen in ijltempo dicht. Voor Vlissingen is het ijsveld niet af te zien en ligt er voor de haven een enorme ijsberg en van Veere kan het ijs worden overgestoken naar Noord-Beveland. Na verloop van tijd komen uit het hele land berichten van doodgevroren mensen; van moeders met hun kinderen en van ouden van dagen, het ene nog triester dan het andere. Begin februari is het voorbij en trekt de winter zich terug. 
In 1776 krijgen Theo en Arjaantje opnieuw een zoon. Deze noemen ze Jan, naar de vader van Theo. In 1778 komt er een nieuwe dominee in Sint Annaland. Hij heet Jan Scharp, is net afgestudeerd in Leiden en met 21 jaar nog bijzonder jong. En vol idealen. Hij voelt er niets voor zich neer te leggen bij de wens van veel gemeenteleden Datheen te blijven zingen. De liefde voor het oude en het afwijzen van het nieuwe, alleen omdat het nieuw is, staat hem tegen. Blijkbaar weet hij steun te krijgen, want mei 1779 wordt de nieuwe psalmberijming dan toch ingevoerd. Al het jaar erop komt een einde aan zijn verblijf in Sint Annaland en vertrekt hij naar Axel.

het keuren van de mede
In 1784 wordt bij Theo en Arjaantje een zoon geboren, Pieter, en twee jaar later dan toch een meisje, Cornelia. De ouders van Theo zijn er allebei getuige van. Maar niet voor lang; in 1787 overlijdt Theo´s vader; hij is 61 jaar geworden. Het zijn voor de familie jaren waarin veel verandert. Zo bij elkaar gezet lijkt er nooit rust te zijn, maar dat is niet reëel. Er zijn ook jaren achtereen waarin het lente wordt, de dijken vol met bloemen staan, het werk z'n normale loop heeft, en de winter niet maandenlang het hele leven lam legt. Jaren waarin gezinnen in september wegtrekken om als drijver, droger, stamper of anderszins te werken in de meestoven op Schouwen en Flakkee en pas in het voorjaar, in de loop van maart of april, terugkomen om dan weer een paar maanden in en rond Sint Annaland te werken. Een routine die van de ene generatie op de andere het levensritime bepaalt. Vergeleken met veel gewone landarbeiders en al helemaal met veel mensen in de steden, hebben zij het goed. En met het ontbreken van een alternatief voor de kostbare rode verfstof die de meekrapteelt oplevert, zal dat voorlopig ook wel zo blijven. 
Theo en Arjaantje hebben hun huis ingericht zoals zoveel landarbeiders. Het geheel is niet rijk en luxueus, maar het nodige is aanwezig. Het huis wordt warm gehouden door het vuur onder de schouw, voor zover dat tijdens lange strenge winters mogelijk is. Bij de schouw wordt ook het eten gekookt en klaar gemaakt. Aan het hangijzer hangt de kookpot en onder de schouw ligt de ijzeren plaat en bevinden zich de staande ijzers. De gerookte worst hangt met ham en spek aan de zolder. In de schuur staan wat spullen voor het werken op het land. Een kruiwagen, een greep en een kiemmand die gebruikt wordt voor het verzamelen van de loten van tweejarige meekrapplanten.
In 1792 wordt dochter Adriana geboren. In 1794 breekt dysenterie uit, ook wel Rode Loop genoemd. Al maanden heerst deze ziekte die ernstige buikloop veroorzaakt en nog is het niet voorbij. De ziekte treft veel gezinnen, en doordat de ziekte erg besmettelijk is, vaak ook meerderen uit een gezin. Op 22 november overlijdt Cornelia kort voordat ze acht jaar zou worden en twee weken later ook de vrouw van Theo. Het was tot dan toe zo goed gegaan. Alle kinderen hebben het de eerste jaren na de geboorte gered en dat is in de meeste gezinnen wel anders. En nu staat Theo er ineens alleen voor. Marcus redt zich al wel, hij is tenslotte al negentien, maar hoe anders is het voor de kleine Adriana. 


In het huis van Theo en Arjaantje is veel onzeker. En ook daarbuiten. De Franse legers hebben tijdens de afgelopen mooie zomer in korte tijd België veroverd en ook Brabant en Zeeuws-Vlaanderen. De grote rivieren en de door de Hollander onder water gezette gebieden, hebben hun opmars naar het Noorden tot nu toe gestuit, maar de eerste week van december is het gaan vriezen. De vrees is nu dat de vorst zo doorzet dat ook de grote rivieren onder een dikke ijsvloer komen te liggen. In dat geval zou er geen houden aan zijn. Vanaf het midden van de maand wordt het snel kouder en vriezen de kleinere rivieren dicht. Na de kerstnacht met strenge vorst, wordt het wat zachter en vatten de prinsgezinden moed, maar in januari 1795 wordt het weer gemeen kouder bij een straffe oostenwind en wat sneeuw. In het midden van de maand vriest het dat het kraakt en vertrekt Willem V naar Engeland. Het is een verloren zaak. Het water waarachter het zo veilig leek, vormt nu een korte route naar de hoofdstad. De oorlogsvloot ligt vastgevroren in het Nieuwe Diep en geeft zich zonder strijd over. In de loop van februari wordt het hele land bezet. Ook het eiland Tholen en het gaat zonder slag of stoot. Het is een drama voor de prinsgezinden. Het is feest voor de Patriotten die al lang uitgekeken waren op de overheden met hun aanhang en hun privileges; zij richten vrijheidsbomen op in de centra van dorpen en steden en dansen er hun rondjes om, bevrijd en vol verwachting van de nieuwe tijd.  
Temidden van deze onrust tussen hoop en vrees, gaat het leven voor Theo door. Zoals gebruikelijk wordt, nu zijn vrouw is overleden, door de weeskamer het bezit beschreven en wordt de waarde ervan vastgesteld om zo de erfenis van de kinderen als erfgenamen te bepalen. Maart 1795 wordt het hele huis tot en met de kleinste voorwerpen beschreven; het huis, de schuur, het hof, maar ook de Bijbel en de potten en pannen in de kast. Theo zet zijn handtekening onder deze opsomming. Een eenvoudige handtekening is het. Niet van iemand die niet schrijven kan, maar ook niet van iemand die gewend is veel te schrijven.   


Theo is 39 als hij bijna een jaar na het overlijden van Arjaantje op 20 september 1795 in het huwelijk treedt met de negen jaar jongere Maria Verhole. Het gezin kan dan in zekere zin de draad weer oppakken. Een jaar later wordt een dochter geboren. Ze noemen haar Cornelia, zoals haar overleden zus, en daar kijkt niemand van op. Het is zoals in die situatie nou eenmaal met het geven van een naam wordt omgegaan. In 1797 volgt Plonia en in 1799 Johanna.
Op 14 april 1800 overlijdt de moeder van Theo. Ze is 74 jaar geworden. De wereld verandert gaandeweg nu de Fransen steeds meer invloed doen gelden. Er zijn wetten gemaakt die voor de hele Republiek gelden ten aanzien van het strafrecht en het stemrecht. Ook zijn de straffen milder geworden en is een eind gemaakt aan verhoormethoden als de pijnbank. Openbare geseling en het brandmerken  van veroordeelden blijft wel. Het laatste is vooral van belang om in geval van verbanning te weten wat iemand op zijn kerfstok heeft. 
Nog steeds verwacht een groot deel van de bevolking dat ze met de Fransen beter af zijn dan onder het oude regime. De bevrijdingsactie van 1799 door Engelse en Russische soldaten in Noord-Holland kreeg daarom niet de steun die het nodig had om tot een succes te worden. Na gevechten om Castricum op 6 oktober, waarbij ongeveer vierduizend soldaten omkwamen, trokken de geallieerden zich terug en scheepten ze zonder blijvend resultaat weer in. 
Februari 1802 wordt opnieuw een dochter geboren in het gezin van Theo en Maria. Christina heet ze. Twee maanden later, op 25 april 1802 trouwt Marcus met Pieternella van den Bogaart. Hij gaat het huis uit, maar blijft wel in Sint Annaland wonen. Althans, in de zomer, want van september tot maart werkt hij in de meekrap buiten het eiland. In het jaar van hun trouwen gaan ze in september naar Flakkee om op de meestoof bij Stellendam te gaan werken en daar wordt ook hun zoon geboren die ze naar Theo vernoemen. Weer terug in Sint Annaland kopen ze daar een huis. In 1805 opnieuw een kleinzoon voor Theo en Maria, Jan, en twee jaar later weer een, Pieter. Beide keren gaat het goed met de jongetjes en hun moeder.
In het onderwijs wil de overheid het nodige veranderen. Ze neemt niet langer genoegen met het geven van les in een enkel lokaal. Er moet klassikaal les gegeven gaan worden. Naast de kerk is in het dorp nu een tweelokalig gemeenteschool gebouwd. Toch zal er in de praktijk nog niet veel terecht komen van de bedoelde verbetering van het onderwijs. Daarvoor zijn te veel kinderen maandenlang weg of in en rond het eigen dorp aan het werk. 
In 1808 breekt bij een zware storm de dijk door van de Suzannapolder boven Sint Annaland, maar het dorp blijft droog. Later in dat jaar overlijdt Neeltje, de schoonzus van Theo die getrouwd was met zijn broer Pieter, die veldwachter is in Sint Annaland.
Op zaterdag 26 januari 1811 wordt Abraham geboren bij Marcus en Pieternella. De economische situatie verslechtert zienderogen. De bedrijvigheid is door het wegvallen van de handel met Engeland teruggelopen en verbetering is voorlopig niet te verwachten. Ook moet voor de Franse hulp fors worden betaald. De vol verwachting onthaalde bevrijders worden meer en meer gehaat. De verbeteringen die zijn doorgevoerd staan in schril contrast met de armoede van zoveel mensen. En daar komt de verplichte militaire dienst nog bij. 
terugtrekkende legers bij passage Berezina
In 1812 vormt Napoleon een enorm leger om ook het grote Rusland eronder te krijgen. Ook Nederlandse jongens en mannen worden erin opgenomen. Na aanvankelijke voortvarendheid gaat het mis als de winter toeslaat. Ze moeten terugtrekken en komen massaal om door vrieskou, uitputting en Russische aanvallen. De bedoelde bevrijding van Europa is uitgelopen op een drama. Het broeit onder de mensen en hoewel niet overal en zeker niet massaal, wordt uit protest steeds vaker openlijk oranje gedragen. Een steeds groter deel van de bevolking hoopt en verwacht dat met hulp van buitenlandse troepen de Fransen eruit gegooid kunnen worden. 
Juni 1812 trouwt Theo´s broer Pieter die dan vier jaar weduwnaar is geweest, met Elizabeth Kaashoek. Ze is nog maar eenentwintig jaar en Pieter is al zestig. Elizabeth is min geweest, een voedster, die kinderen van anderen, al dan niet tegen betaling, borstvoeding geeft. Het was voor welgestelden lange tijd gewoon dat ze hun kinderen lieten voeden door een min, maar dat is de afgelopen jaren veranderd. Het is ook voor hen gewoner geworden zelf het eigen kind borstvoeding te geven. 
In het voorjaar van 1813 wordt door Napoleon toch weer een leger geformeerd en deze keer vallen ook zeventienjarigen onder de dienstplicht. Ook deze soldaten zien de meeste ouders en gezinnen nooit meer terug. 
Juli van dat jaar wordt Adriaan geboren bij Marcus en Pieternella. Bijna twee maanden later overlijdt Theo, op maandag 30 augustus 1813. Hij is 57 jaar geworden en heeft de bevrijding van de Nederlanden niet meer mee mogen maken.

donderdag 15 november 2012


Jan werd geboren op 26 mei 1726 in Sint Annaland. Zijn oudere zus Adriaantje is dan al vier. Als hij vijf jaar is krijgt hij er een zusje bij, Pieternella, en drie jaar later nog een, Elisabeth. Op zijn tiende dan toch een broertje, Isak. 
Jan groeit op in het Sint Annaland dat voor een groot deel is herbouwd na de grote brand van 1692. De Voorstraat is weer de statige straat tussen de haven en de kerk. Nog voor Jan bij de wat grotere jongens uit het dorp denkt te kunnen gaan horen, overlijdt zijn vader die nog maar veertig jaar was. Alweer een vader die geen opa is geworden. Zijn vader niet, de vader van zijn vader niet en de vader van zijn vaders vader niet.


Als Jan twaalf jaar is, trouwt zijn moeder opnieuw. Johannis Bulstrate is nu zijn vader. Een jaar later maakt hij winterweer mee zoals hij nooit heeft gezien en ook niet meer zal zien. Het begint eigenlijk al in de herfst met weken achtereen een koude oostenwind en in november is het gewoon volop winter. Even lijkt het een kwakkelwinter te worden als december zo goed als zonder vorst verloopt en ook de eerste dagen van januari zacht verlopen. En dan komt de winter ongenadig terug. Op de negende, tiende en elfde is het stervens koud, met bijna twintig graden vorst en een harde wind. Het is ongemogelijk alle kamers in huis een beetje op temperatuur te houden. De ramen zijn aan de binnenkant dik bevroren. De bloemen staan op de ruiten, heet dat. Binnen enkele dagen wordt met karren en paarden over de Maas gereden. Ouderen zeggen dat de kou nog erger is dan in 1709 en dat wil wat zeggen. De kou duurt lang. Door de vorst en de bevroren vaarwegen valt de economische bedrijvigheid stil en raken in korte tijd arbeiders en ambachtslieden hun werk en daarmee hun inkomsten kwijt. Het ontbreekt hen aan middelen voor brandstof en voedsel, en dat wordt veel mensen fataal. Zeker in de grote steden bezwijken ze uiteindelijk uitgeput door de kou of vriezen ze letterlijk dood en worden ze op straat en in de huizen gevonden. 
Op de koude winter volgt een koude schrale lente waardoor de groei van de gewassen bijzonder lang op zich laat wachten. Dominees worden door de overheid opgeroepen zich in hun preken en gebeden te richten op het afwenden van nog meer onheil dat, zo wordt daarbij opgemerkt, niet anders kan worden aangemerkt dan als 'een blijk van des Heeren rechtvaardige gramschap'.
De voedselprijzen lopen door de aaneenschakeling van beroerde weersomstandigheden en slechte oogsten steeds verder op. In de grote steden zijn regelmatig ongeregeldheden uit onvrede met de ellendige situatie en hebben stadsbesturen hun handen vol om de orde te handhaven. Het wordt nog erger als in 1744 de veepest uitbreekt en tweederde van de veestapel in de Nederlanden het loodje legt. En dan dreigt gevaar. Franse legers zijn na eerder opdringen naar het noorden, Zeeuws-Vlaanderen binnengevallen. Grote aantallen vluchtelingen steken het water over naar Walcheren. Verhalen over wandaden van de Franse soldaten veroorzaken paniek. Er wordt geroepen om een sterk centraal gezag om weerstand tegen de binnengevallen legers te kunnen bieden. Die hulp is niet van regenten te verwachten die steeds weer streven naar neutraliteit. Nee, de Oranjes moeten weer meer macht krijgen. In Middelburg dwingen burgers het bestuur te kiezen voor stadhouder Willem IV en ook in Veere is het onrustig. Bergen-op-Zoom wordt door de Fransen beschoten en geeft zich gewonnen. Veel te lang is op de bescherming van de stad bezuinigd. De bevolking is de zwakke houding zat. En de overheid buigt. Het ene na het andere gewest schaart zich achter de stadhouder die veel meer macht krijgt om op te kunnen treden, al is het voorlopig met beperkte middelen. De vrede wordt zelfs getekend. Maar het is voor veel mensen niet genoeg. De regenten hebben het land in gevaar gebracht en die situatie willen ze niet weer. Ze willen meer invloed voor de burgerij.
Op 3 mei 1750 trouwt Jan met Adriaantje Dane uit Halsteren. In het erop volgende jaar brandt de meestoof van Sint Annaland af. Het was de laatste. Bij de grote brand was er ook al een verloren gegaan en die is toen niet herbouwd.
Op 19 september 1751 laten Jan en Adriaantje hun zoon Pieter dopen. Vier jaar later volgt Isak en weer een jaar later Theo. In het begin van dat jaar is door een aantal deeleigenaren de grond met de resten van de afgebrande meestoof aangekocht. Nog dit jaar zal de stoof worden herbouwd en de toepasselijke naam 'De Hersteller' krijgen; Sint-Annaland heeft dan toch weer een eigen meestoof. Deze stoof biedt in het najaar werk voor een aantal werkers, maar als vanzelf niet voldoende voor het gehele dorp. Menige dorpeling vindt echter in het najaar, als er in de landbouw verder een rustige periode aanbreekt, werk op een meestoof buiten het eiland, voornamelijk op Flakkee en Schouwen-Duiveland.
De vaklieden van Tholen en vooral van Sint-Annaland hebben op de meestoven buiten het eiland een goede naam op het gebied van verwerking van de meekrap. Het werk daar neemt een aantal maanden in beslag en het hele gezin verblijft deze tijd op de tijdelijke werkplek. Het komt regelmatig voor dat de vrouw bij vertrek al langere tijd zwanger is, met het gevolg dat het kind in den vreemde ter wereld komt en daar ook gedooopt wordt.
De moeder van Jan, Christina De Min, trouwt op 22 mei 1757 haar derde man, Jacob van Dongen. Precies drie jaar later wordt in het gezin van Jan en Adriaantje een dochter geboren, Ploontje, die ze een week later ten doop houden. De moeder van Jan, inmiddels zevenenzestig jaar oud, trouwt 13 november 1763 voor de vierde keer; nu met Marinus van 't Hof. Het gezin van Jan en Adriaantje wordt begin februari 1764 verrijkt met opnieuw een dochter. Ze geven haar de naam Christina, naar de moeder van Jan. Drie jaar later is Adriaantje opnieuw zwanger. Als het een zoon is, zal hij Isak heten, net als de eerdere twee, jong overleden, jongetjes. En het is een jongen, maar ook hij overlijdt kort na de geboorte. En weer drie jaar later opnieuw een zoon. Ze laten hem op 5 maart 1769 dopen. Ook hij heet Isak.
Midden jaren zeventig is er rumoer in Sint Annaland over de invoering van een nieuwe psalmberijming. Sinds de reformatie zijn tijdens de kerkdiensten psalmen gezongen uit de berijming van Datheen en daar zijn de meeste gemeenteleden zo aan gewend en zo aan gehecht, dat ze niets voelen voor vernieuwing. Maar de jonge dominee Jan Scharp - hij was maar 21 jaar toen hij in 1778 zijn intrede deed in Sint Annaland na afronding van zijn opleiding in Leiden - is duidelijk tijdens zijn rede bij de invoering ervan op 16 mei 1779: 'Hoe dwaas zulk een mensch denkt, en werkt, die, verliefd op alles wat oud is, alles wat nieuw is, daarom alleen veracht en verwerpt; altoos murmureert tegen zijn eigen tijd; en het onmoogelijk oordeelt, dat het oude in zijne dagen zou kunnen verbeterd worden.' De nieuwe berijming is er dan toch gekomen en er is meer vernieuwing aan de gang. Bijna twee eeuwen lang zijn kerkorgels uit de kerken geweerd, en uit veel kerken zijn ze na jarenlang opbespeeld te zijn gebleven, afgebroken, omdat ze niet gepast werden gevonden. Maar in de grote steden verschijnen in steeds meer kerken al dan niet rijk versierde orgels, vaak gebouwd door Duitse orgelbouwers. Het zal in Sint Annaland nog wel even duren.
Theo leert de negen jaar oudere Arjaantje Bouterse uit Colijnsplaat kennen. Hij is nog jong, ook als hij op 6 februari 1774 trouwt en met haar in Sint Annaland gaat wonen. Een paar maanden later trouwt ook Pieter met Neeltje Berkes en ziet de vijftigjarige Jan weer een zoon het huis verlaten. En er komt een kleinkind; Theo en Arjaantje krijgen december 1775 een zoon, die ze op de 24e laten dopen.  Eindelijk eens een Faas die dat mee mag maken. 
Het jongetje heet Merkus, naar de vader van Arjaantje. Drie jaar later weer een kleinzoon voor Jan en die wordt naar hém vernoemd. Theo en Arjaantje krijgen nog een zoon; Pieter heet hij en bij de doop is Pieter, de broer van Theo, met zijn vrouw Neeltje getuige. Het is een nog steeds helemaal niks met de economie. De werkeloosheid en de armoede zijn groot. Zeker in de steden waar armenhuizen zijn gesticht. Met de armenbussen in de kerken zijn ze echter een druppel op een gloeiende plaat. Al tientallen jaren hobbelt de bedrijvigheid achteruit en de laatste paar jaar verzuchten mensen moedeloos hoe het toch kan dat een zo welvarend en goed bestuurd land, zo in verval heeft kunnen raken.

December 1786 volgt een kleindochter voor Jan en zijn vrouw. Merkus en Arjaantje noemen haar Cornelia en als ze gedoopt wordt, zijn Jan en zijn vrouw getuigen. 
In het voorjaar van 1787 overlijdt Jan, bijna 61 jaar oud.

Jan Faas


Jan werd geboren op 26 mei 1726 in Sint Annaland. Zijn oudere zus Adriaantje is dan al vier. Als hij vijf jaar is krijgt hij er een zusje bij, Pieternella, en drie jaar later nog een, Elisabeth. Op zijn tiende dan toch een broertje, Isak. 
Jan groeit op in het Sint Annaland dat voor een groot deel is herbouwd na de grote brand van 1692. De Voorstraat is weer de statige straat tussen de haven en de kerk. Nog voor Jan bij de wat grotere jongens uit het dorp denkt te kunnen gaan horen, overlijdt zijn vader die nog maar veertig jaar was. Alweer een vader die geen opa is geworden. Zijn vader niet, de vader van zijn vader niet en de vader van zijn vaders vader niet.


Als Jan twaalf jaar is, trouwt zijn moeder opnieuw. Johannis Bulstrate is nu zijn vader. Een jaar later maakt hij winterweer mee zoals hij nooit heeft gezien en ook niet meer zal zien. Het begint eigenlijk al in de herfst met weken achtereen een koude oostenwind en in november is het gewoon volop winter. Even lijkt het een kwakkelwinter te worden als december zo goed als zonder vorst verloopt en ook de eerste dagen van januari zacht verlopen. En dan komt de winter ongenadig terug. Op de negende, tiende en elfde is het stervens koud, met bijna twintig graden vorst en een harde wind. Het is ongemogelijk alle kamers in huis een beetje op temperatuur te houden. De ramen zijn aan de binnenkant dik bevroren. De bloemen staan op de ruiten, heet dat. Binnen enkele dagen wordt met karren en paarden over de Maas gereden. Ouderen zeggen dat de kou nog erger is dan in 1709 en dat wil wat zeggen. De kou duurt lang. Door de vorst en de bevroren vaarwegen valt de economische bedrijvigheid stil en raken in korte tijd arbeiders en ambachtslieden hun werk en daarmee hun inkomsten kwijt. Het ontbreekt hen aan middelen voor brandstof en voedsel, en dat wordt veel mensen fataal. Zeker in de grote steden bezwijken ze uiteindelijk uitgeput door de kou of vriezen ze letterlijk dood en worden ze op straat en in de huizen gevonden. 
Op de koude winter volgt een koude schrale lente waardoor de groei van de gewassen bijzonder lang op zich laat wachten. Dominees worden door de overheid opgeroepen zich in hun preken en gebeden te richten op het afwenden van nog meer onheil dat, zo wordt daarbij opgemerkt, niet anders kan worden aangemerkt dan als 'een blijk van des Heeren rechtvaardige gramschap'.
De voedselprijzen lopen door de aaneenschakeling van beroerde weersomstandigheden en slechte oogsten steeds verder op. In de grote steden zijn regelmatig ongeregeldheden uit onvrede met de ellendige situatie en hebben stadsbesturen hun handen vol om de orde te handhaven. Het wordt nog erger als in 1744 de veepest uitbreekt en tweederde van de veestapel in de Nederlanden het loodje legt. En dan dreigt gevaar. Franse legers zijn na eerder opdringen naar het noorden, Zeeuws-Vlaanderen binnengevallen. Grote aantallen vluchtelingen steken het water over naar Walcheren. Verhalen over wandaden van de Franse soldaten veroorzaken paniek. Er wordt geroepen om een sterk centraal gezag om weerstand tegen de binnengevallen legers te kunnen bieden. Die hulp is niet van regenten te verwachten die steeds weer streven naar neutraliteit. Nee, de Oranjes moeten weer meer macht krijgen. In Middelburg dwingen burgers het bestuur te kiezen voor stadhouder Willem IV en ook in Veere is het onrustig. Bergen-op-Zoom wordt door de Fransen beschoten en geeft zich gewonnen. Veel te lang is op de bescherming van de stad bezuinigd. De bevolking is de zwakke houding zat. En de overheid buigt. Het ene na het andere gewest schaart zich achter de stadhouder die veel meer macht krijgt om op te kunnen treden, al is het voorlopig met beperkte middelen. De vrede wordt zelfs getekend. Maar het is voor veel mensen niet genoeg. De regenten hebben het land in gevaar gebracht en die situatie willen ze niet weer. Ze willen meer invloed voor de burgerij.
Op 3 mei 1750 trouwt Jan met Adriaantje Dane uit Halsteren. In het erop volgende jaar brandt de meestoof van Sint Annaland af. Het was de laatste. Bij de grote brand was er ook al een verloren gegaan en die is toen niet herbouwd.
Op 19 september 1751 laten Jan en Adriaantje hun zoon Pieter dopen. Vier jaar later volgt Isak en weer een jaar later Theo. In het begin van dat jaar is door een aantal deeleigenaren de grond met de resten van de afgebrande meestoof aangekocht. Nog dit jaar zal de stoof worden herbouwd en de toepasselijke naam 'De Hersteller' krijgen; Sint-Annaland heeft dan toch weer een eigen meestoof. Deze stoof biedt in het najaar werk voor een aantal werkers, maar als vanzelf niet voldoende voor het gehele dorp. Menige dorpeling vindt echter in het najaar, als er in de landbouw verder een rustige periode aanbreekt, werk op een meestoof buiten het eiland, voornamelijk op Flakkee en Schouwen-Duiveland.
De vaklieden van Tholen en vooral van Sint-Annaland hebben op de meestoven buiten het eiland een goede naam op het gebied van verwerking van de meekrap. Het werk daar neemt een aantal maanden in beslag en het hele gezin verblijft deze tijd op de tijdelijke werkplek. Het komt regelmatig voor dat de vrouw bij vertrek al langere tijd zwanger is, met het gevolg dat het kind in den vreemde ter wereld komt en daar ook gedooopt wordt.
De moeder van Jan, Christina De Min, trouwt op 22 mei 1757 haar derde man, Jacob van Dongen. Precies drie jaar later wordt in het gezin van Jan en Adriaantje een dochter geboren, Ploontje, die ze een week later ten doop houden. De moeder van Jan, inmiddels zevenenzestig jaar oud, trouwt 13 november 1763 voor de vierde keer; nu met Marinus van 't Hof. Het gezin van Jan en Adriaantje wordt begin februari 1764 verrijkt met opnieuw een dochter. Ze geven haar de naam Christina, naar de moeder van Jan. Drie jaar later is Adriaantje opnieuw zwanger. Als het een zoon is, zal hij Isak heten, net als de eerdere twee, jong overleden, jongetjes. En het is een jongen, maar ook hij overlijdt kort na de geboorte. En weer drie jaar later opnieuw een zoon. Ze laten hem op 5 maart 1769 dopen. Ook hij heet Isak.
Midden jaren zeventig is er rumoer in Sint Annaland over de invoering van een nieuwe psalmberijming. Sinds de reformatie zijn tijdens de kerkdiensten psalmen gezongen uit de berijming van Datheen en daar zijn de meeste gemeenteleden zo aan gewend en zo aan gehecht, dat ze niets voelen voor vernieuwing. Maar de jonge dominee Jan Scharp - hij was maar 21 jaar toen hij in 1778 zijn intrede deed in Sint Annaland na afronding van zijn opleiding in Leiden - is duidelijk tijdens zijn rede bij de invoering ervan op 16 mei 1779: 'Hoe dwaas zulk een mensch denkt, en werkt, die, verliefd op alles wat oud is, alles wat nieuw is, daarom alleen veracht en verwerpt; altoos murmureert tegen zijn eigen tijd; en het onmoogelijk oordeelt, dat het oude in zijne dagen zou kunnen verbeterd worden.' De nieuwe berijming is er dan toch gekomen en er is meer vernieuwing aan de gang. Bijna twee eeuwen lang zijn kerkorgels uit de kerken geweerd, en uit veel kerken zijn ze na jarenlang opbespeeld te zijn gebleven, afgebroken, omdat ze niet gepast werden gevonden. Maar in de grote steden verschijnen in steeds meer kerken al dan niet rijk versierde orgels, vaak gebouwd door Duitse orgelbouwers. Het zal in Sint Annaland nog wel even duren.
Theo leert de negen jaar oudere Arjaantje Bouterse uit Colijnsplaat kennen. Hij is nog jong, ook als hij op 6 februari 1774 trouwt en met haar in Sint Annaland gaat wonen. Een paar maanden later trouwt ook Pieter met Neeltje Berkes en ziet de vijftigjarige Jan weer een zoon het huis verlaten. En er komt een kleinkind; Theo en Arjaantje krijgen december 1775 een zoon, die ze op de 24e laten dopen.  Eindelijk eens een Faas die dat mee mag maken. 
Het jongetje heet Merkus, naar de vader van Arjaantje. Drie jaar later weer een kleinzoon voor Jan en die wordt naar hém vernoemd. Theo en Arjaantje krijgen nog een zoon; Pieter heet hij en bij de doop is Pieter, de broer van Theo, met zijn vrouw Neeltje getuige. Het is een nog steeds helemaal niks met de economie. De werkeloosheid en de armoede zijn groot. Zeker in de steden waar armenhuizen zijn gesticht. Met de armenbussen in de kerken zijn ze echter een druppel op een gloeiende plaat. Al tientallen jaren hobbelt de bedrijvigheid achteruit en de laatste paar jaar verzuchten mensen moedeloos hoe het toch kan dat een zo welvarend en goed bestuurd land, zo in verval heeft kunnen raken.

December 1786 volgt een kleindochter voor Jan en zijn vrouw. Merkus en Arjaantje noemen haar Cornelia en als ze gedoopt wordt, zijn Jan en zijn vrouw getuigen. 
In het voorjaar van 1787 overlijdt Jan, bijna 61 jaar oud.

dinsdag 13 november 2012

Pieter Faes

Pieter wordt geboren op 24 februari 1697 in Sint Annaland. Hij groeit met broers en zussen op in het gezin van Isaak Faes en Grietje van Heesteren. Van de problemen van zijn ouders met de kerkenraad en de dronkenschappen krijgt hij hooguit het geruzie erover van zijn vader en moeder mee. Toen hij het door kon gaan krijgen, beterde zijn vader het leven. Als Pieter zeven jaar is, overlijdt zijn vader waarvan in het dorp zoveel verhalen nog de ronde zullen doen. De rustige laatste paar jaren hebben niet alles uit kunnen wissen en voor menigeen zal hij wel altijd de dronkenlap gebleven zijn. Een half jaar later wordt een broertje geboren; hij krijgt de naam Isak, naar zijn vader. Een paar jaar later, december 1706, overlijdt ook de moeder van Pieter. Hij is tien jaar en nu al wees en wordt opgenomen in het gezin van tante Berbara en oom Joos. Hij woont niet langer op de hofstee aan de Voorstraat met de schuur en de boomgaard, die wordt het het volgende jaar wordt verkocht.
De winter van 1709 is dramatisch koud en lang. Veel plaatsen maken melding van doodgevroren inwoners en van chirurgijnen die druk zijn met het amputeren van bevroren ledematen. Dagenlang komen mensen tijdens de koudste dagen nauwelijks buiten en proberen ze zich in de beschutting van hun huis warm te houden. In de huizen van de burgerij met de goed verwarmde vertrekken, is het wel te doen, maar vooral op het platteland wordt erg geleden onder de kou. Vogels en vissen sterven massaal en vee crepeert in de stallen. De grote rivieren en zelfs de zilte Zuiderzee zijn geheel bedekt met dik vast ijs. Over water is maandenlang geen vervoer mogelijk en de verijsde wegen zijn door de afwisseling van strenge vorst, veel sneeuw en regen nauwelijks begaanbaar. Zeker is dat op de al niet geweldige oogst van vorig jaar, dit jaar een slechte oogst zal volgen en dat de voedselprijzen zullen stijgen. Tot ver in maart zijn de rivieren met ijs bedekt en dan, zoals zo vaak na een lange winter, worden polders langs de rivieren bedreigd door het wassende water. Meerdere dijken breken door, waarna het water de polders kolkend in loopt. Maar ook lange winters gaan voorbij, en zijn uiteindelijk niet meer terug te vinden, behalve dan in de kolken achter de herstelde dijken.   
In 1712 wordt in de Voorstraat weer een mooi pand neergezet met een  klokgevel. Het past helemaal bij de sfeer van de deftige straat en helpt met alle andere nieuwe huizen de verwoestende brand van twintig jaar geleden vergeten.
Pieter trouwt op 10 maart 1720 met Christina de Min. Ze blijven in Sint Annaland wonen waar op 8 december zoon Isak wordt geboren en ruim een jaar later dochter Adriaantje. Op 26 mei 1726 laten Pieter en Christina hun zoon Jan dopen.
De economie komt steeds meer onder druk te staan. De boel is stil aan het vallen doordat de rijke bovenlaag niet langer in de economie investeert, maar met de verdiende centen landgoederen aan laat leggen en zich erop terugtrekt. De kritiek op deze houding neemt toe. En er worden oorzaken gezocht voor de neergang, de werkeloosheid en de verarming.
Het komt door al het gesodemieter in het land. Figuurlijk en letterlijk, zo klinkt het steeds harder. Homoseksueel gedrag wordt de laatste tijd om die reden hard aangepakt. Tientallen zijn er inmiddels voor veroordeeld en in het openbaar geëxecuteerd. 


Er is de laatste jaren veel te weinig gedaan aan onderhoud van de paalwerken die de dijken beschermen tegen verval. En nu is het te laat en blijken paalwormen de zo nodige bescherming te hebben opgevreten en verzwakt.
Pieter is 34 als in 1731 dochter Pieternella wordt geboren. Drie jaar later opnieuw een dochter, de vierde. Zij krijgt de naam Elizabeth. Begin september 1736 weer een zoon. Ze noemen hem Isak, net als hun eerste kind dat hen al zo snel ontvallen was. Het erop volgende jaar overlijdt Pieter, veertig jaar oud. Zijn achterblijvende kinderen zijn jong: Adriaantje is zeventien, de kleine Isak nog geen jaar. Bij de weeskamer wordt vastgelegd dat Christina in het volle bezit blijft van de boedel en dat zij de verplichting heeft de kinderen te onderhouden en te doen leren. 
Christina is nog relatief jong. Ze trouwt na ruim een jaar op 29 december 1738 met Marinus Bulstrate en nadien nog twee keer. In 1757 met Jacob van Dongen en in 1763 met Marinus van 't Hof.

zondag 11 november 2012

Isaak Davidse Faes

Rond 1655 wordt Isaak geboren. Zijn broer Johannes is dan al acht. Zijn halfbroer eigenlijk, want van de eerste vrouw van zijn vader, maar omdat ook Johannes haar niet heeft gekend weten Isaak en Johannes niet anders of Pieternella van Diest is hun moeder. Isaak heeft ook een zus, Janneken. Zijn vader is landman en heeft een eigen hofstee. En hij is schepen. Nee, hij is niet de minste van het dorp en weet veel te vertellen van wat er in het dorp gaande is. Van pachters die hun pacht niet betalen, van het herstel van de dijken na een storm, van afspraken met de weeskamer als kinderen zonder ouders achterblijven.
Voordat David de verhalen een beetje kan volgen, overlijdt zijn vader. Hij is dan vijf.
Als hij elf jaar is, trouwt op 20 mei 1666 zijn broer Johannes met Adriaantje Elenbaas. Zij komt uit Stavenisse, maar ze gaan in Sint Annaland wonen.
Drie jaar later breekt zoals op zoveel plaatsen ook in Sint Annaland de pest uit.  De ziekte die meestal tot de dood leidt. En snel. Ze noemen hem daarom ook wel de  gadoot of de haastige ziekte. De dood gaat door het dorp en niemand is zijn leven zeker. Op 9 oktober 1669 schrijft de Staten Generaal een algemene vasten- en biddag uit 'om God te bidden de welverdiende straf van de pest en andere ziekten weg te nemen'. De ziekte gaat drie jaar lang rond en dan is het voorbij. Voorgoed in de Nederlanden, zo weten we nu. De ziekte is aan David voorbijgegaan.


Ten noorden van Sint Annaland liggen schorren en slikken al zo hoog, dat ze bedijkt gaan worden. De nieuwe polder gaat Suzannapolder heten, naar de dochter van de ambachtsheer Doublet. Het betekent ook dat het dorp beter beschut komt te liggen en minder kwetsbaar is bij storm en hoogwater. Minder kwetsbaar, maar niet veilig onder alle omstandigheden. Op 26 januari 1682 is het gewoon weer raak; de dijk breekt door en het verwoestende zoute water veroorzaakt veel schade. Sint Philipsland stroomt ook weer onder, maar de dijken worden snel hersteld.


Later in het jaar wordt in de Mosselkreek bij Sint Annaland een verdwaalde walvis gevangen. Het is het gesprek van de dag. De walvis wordt uiteindelijk op een droogliggende plaat gesleept, waar later vijfduizend pond spek van het dier wordt gesneden. Het is weer eens wat anders in het voortkabbelende bestaan.
In 1689 trouwt de dan 34-jarige Isaak met Grietje van Heesteren. Twee jaar later laten ze hun zoon Johannis dopen. Net als zijn vader en opa, heeft ook David zitting in het dorpsbestuur als schepen. Een schepen die kan schrijven, en dat kunnen ze niet allemaal. Het is blijkbaar een vanzelfsprekendheid dat er een Faes in het bestuur zit. David heeft zijn vrouw, zijn zoon, zijn huis, inkomsten als landman en hij doet ertoe in het dorp. Het kan slechter.
En dan de brand van 23 mei 1692. Drie uur in de middag slaan de vlammen uit een houten schuur achter de Voorstraat. De harde wind jaagt de hitte naar aangrenzende huizen en schuren en dan loopt het helemaal uit de hand. Twee uur lang raast het vuur door, en dan is het voorbij; 56 huizen, 34 schuren, de Nieuwe Meestoof en een bierbrouwerij liggen in de as. De kerk is gespaard, maar buiten de gracht zijn alle huizen verloren gegaan. Ook van de huizen op de Molendijk en aan de kaai zijn er veel uitgebrand. Het is een drama. Van het welvarende dorp rest een schim. Alsof het bezocht is door een wrede macht die het verslagen heeft achtergelaten. Dakloze inwoners ondergebracht bij dorpsgeoten en in de kerk. Verslagen bekijken de dorpsbewoners de volgende dag wat er van hun dorp over is. Aan de oostkant van de Voorstraat staan nog tien huizen. Ook het hoge huis met de versierde trapgevel van Dirk van Noorden staat er nog. Dan komen geruchten op gang. De dienstmeid had, zo heeft iemand gezien, de ochtend voor de brand de asketel achter de schuur leeggegooid. Er vormt zich een woedende groep die zich beweegt naar het huis van Dirk van Noorden. Ze dringen het huis binnen en plunderen het. Het dreigt zelfs verwoest te worden, maar zover komt het niet. Dirk is dan al gevlucht met zijn vrouw en kinderen het dorp uit, naar Stavenisse. Het komt niet meer goed. Bijna een jaar na de brand verkoopt hij zijn huis. Een paar maanden later overlijdt hij.
Veel huizen en schuren worden herbouwd. De meestoof niet en ook veel huizen niet van inwoners die het dorp verlaten hebben en niet meer terugkeren. De pastorie van dominee Brievings is met huisraad en al verloren gegaan, en daarmee ook het doop- en overlijdensarchief. De dominee besluit de gemeenteleden op te roepen om in het gespaarde kerkgebouw zoveel als maar bekend hun gegevens te laten noteren. En dan gaat het noteren weer verder als vanouds. En zo ook in 1694 als Isaak en Grietje hun tweede zoon, die ze David hebben genoemd, laten dopen.
Hoe Isaak de brand heeft doorstaan is niet bekend. Wel dat het al kort na de brand niet goed met hem gaat. Hij drinkt veel, en dat blijft niet onbekend. Ook niet bij de kerkenraad. 'Wulpsig en overdadig' wordt zijn drankgebruik genoemd in de notulen van eind juli 1694 en David wordt gecensureerd. Dat wil zeggen dat hij wordt geweerd van het Heilig Avondmaal dat elk kwartaal gehouden werd, zoals dat ook gebeurde bij  kwaadsprekerij, openlijke ruzie en ander aanstootgevend gedrag. Als ze het hem willen meedelen is Isaak niet thuis. Hij hoort het later bij thuiskomst van Grietje. Het wordt er misschien even anders van, maar niet lang. In april van het volgende jaar wordt opnieuw censuur toegepast vanwege dronkenschap en weer twee maanden later wordt die censuur voortgezet. En er is meer. Hij heeft het niet bij dronkenschap gelaten. Hij wordt beschuldigd van het schrijven van een beledigend briefje aan het adres van de kerkenraad. Hij wordt uitgenodigd en met de beschuldiging geconfronteerd. Ze hebben zijn handschrift herkend van een kwitantie die hij, waarschijnlijk als schepen, jaren ervoor geschreven heeft. Hij zegt het handschrift van de kwitantie als van hemzelf te herkennen. Maar van het beledigende briefje zegt hij niet te erkennen, noch te ontkennen dat het van hem is.
Begin september 1695 verzoekt Isaak de kerkenraad om een gerechtelijk schrijven als ze iets tegen hem in willen brengen. Aan het eind van de maand krijgt hij huisbezoek en loopt het hoog op. Isaak wind zich op en reageert woedend. En dan breekt hij. Hij is wanhopig. Klaagt dat hij al zijn goed en geld kwijt is. Over het beledigende briefje zegt hij dat het kan dat hij het geschreven heeft, en in zijn zak gestoken heeft, waar het is uitgevallen, waarna het door iemand op straat gevonden is. Hij wordt opnieuw gecensureerd. Niet alleen om het briefje, maar ook om de berichten van de laatste week. Met zijn metgezel en spitsbroeder Claes de Facque 'in dat onvruchtbare werk van de duisternis', zoals het in de notulen werd gezet, was hij zich zo te buiten gegaan aan de drank, dat ze hem in een schuur van Willem den Engelsman in het stro hebben gelegd, waar hij volgens de vrouw van Willem een paar uur als een beest heeft liggen ronken. Hendrick van der Moer verdedigt hem nog, maar de kerkenraad heeft het helemaal gehad met hem. Ze besluiten hem openlijk te censureren. Isaak reageert. In het bijzijn van een ouderling en van schoolmeester Jacobus Schem bezorgt hij een schriftelijk protest bij de dominee aan huis. Hij maakt bezwaar tegen alles wat over hem in het kerkboek is geschreven en wat tegen hem in gezegd is en verlangt dat gezworen wordt dat niets is toegevoegd of afgedaan aan het briefje dat hij geschreven heeft. Het is zijn laatste verzet. Als Isaak wordt gevraagd waar dat toch allemaal toe moet dienen, geeft hij het op en bekend hij zijn misstap. De zaak is voorbij. Ouderling Hendrick van der Moer besluit in verband met zijn bemoeienis met Isaak onder het mom van drukke werkzaamheden af te treden. De buitenwereld hoeft ook niet alles te weten. 
Begin 1696 wordt dochter Cornelia geboren. Ze wordt gedoopt op 8 januari. Het betekent niet het einde van het gedoe. Isaak blijft onder censuur. Het gedoe leidt tot oplopende ruzies tussen Isaak en Grietje en ook dat blijft niet onbekend. Ook vaart hij weer uit tegen de ouderlingen en lastert hij de predikant. 


Isaak en Grietje krijgen weer een zoon. Ze noemen hem Pieter en op 24 februari 1697 wordt hij gedoopt. Twee maanden later wordt Isaak toch weer toegelaten tot het avondmaal, maar Grietje is er niet bij. Vanwege de problemen van haar man met de kerkenraad komt ze niet meer in de kerk. Ze is gevraagd op de vergadering van de kerkenraad te komen, maar ze heeft geweigerd. Het kwam haar niet uit. Ze moest de kinderen naar bed brengen. Het gevolg is dat nu Grietje onder censuur staat. Al met al duurt het gedoe met de kerkenraad nu al drie jaar.  En Isaak blijft zich te buiten gaan aan de drank. Het komt zelfs tot een handgemeen  met Claes de Facque en over het beledigende briefje blijft het maar dooretteren. En weer wordt hij  met zijn vrouw van het avondmaal geweerd. In 1698 krijgen Isaak en Grietje een zoon, Jacobus. Hij overlijdt al in het eerste levensjaar. Als oktober 1699 weer een zoon wordt geboren, geven ze hem dezelfde naam, zoals dat gebruikelijk is. Het is het jaar waarin dominee Brievings in Sint Annaland overlijdt. En dan gaat het geleidelijk beter. April 1700 betuigt Isaak ten overstaan van de kerkenraad spijt. De censuur wordt opgeheven.
Zonder goederen zit Isaak deze tijd zeker niet. Hij heeft zijn hofstede, zijn huis en de schuur en op twee locaties bouwland en weidegrond met een totale oppervlakte van 32 gemeten en 473 roeden. Als hij in het jaar 1700 in Zierikzee tweeduizend gulden leent van een schepen van Zierikzee, kan hij dat mooi als onderpand gebruiken. In Holland en Zeeland draait zeker in de steden de economie op volle toeren. In Amsterdam is de activiteit zelfs overweldigend; scheepswerven, pakhuizen, fabrieksgebouwen, talloze schepen op de Zuiderzee van en naar de stad, ontelbare molens maken Amsterdam tot het bruisende middelpunt van Holland.
Sint Annaland heeft zijn eigen dynamiek. Hier draait het om de landbouw. Om de meekrap zeker ook. Hier verdienen boeren goed geld. Hier draait de molenaar in zijn standerdmolen het graan tot meel. Veel inwoners trekken in september naar elders om er maandenlang in meestoven te werken. Een Sint Annalander verstaat zijn vak en dat weten ze in de wijde omgeving. Isaak is landman. Hij heeft Sint Annaland niet elk seizoen hoeven verlaten om de centen.
Maart 1702 wordt in het gezin van Isaak dochter Pieternella geboren. Twee jaar later is Grietje opnieuw zwanger. En dan overlijdt Isaak, vijftig jaar oud. Een half jaar later bevalt Grietje van een zoon. Ze geeft hem de naam van zijn vader: Isak. Op 1 oktober wordt hij gedoopt. Half december 1706 verkoopt Grietje haar huis en erf. De ladders en de brandemmers blijven zoals dat hoort achter in het huis, evenals de boorden, de spinden en de bedsteden. Nog diezelfde maand overlijdt ze. De voogdij over de minderjarige kinderen wordt overgedragen aan Joos van der Linde en Berbara Mallander, de halfzus van Grietje die bij de doop van Pieter getuige was. De bezittingen van Grietje worden te gelde gemaakt en bij de weeskamer wordt een en ander op papier vastgelegd in februari van het nieuwe jaar.